Uitbraak cholera in 1832

In een korte serie blogs vertelt Theo van Bemmel over een onderzoekje naar uitbraken van cholera in de stad Utrecht. Voor de leesbaarheid op dit blog heb ik de voetnoten en bronverwijzingen weggelaten. Geïnteresseerden kunnen de complete versie opvragen in een reactie onder dit blog is.

Het is dus niet verwonderlijk, dat dergelijke ongezonde woonsituaties leiden tot ziektes en in de 19e eeuw zelfs tot meerdere cholera-epidemieën: in 1832/ 33, 1848/ 49, 1853/ 55, 1859 en 1866/ 67. Ook zijn er epidemieën van pokken, roodvonk en mazelen geweest. Daarbij vallen veel slachtoffers, bijvoorbeeld 734 van de 2384 pokkenpatiënten in 1870/ 71 zijn overleden.

Eerste meldingen 19-23 augustus 1832

Begin 19e eeuw komen uit India de eerste berichten over cholera-epidemieën. Langzaam verspreidt de ziekte zich en komt via Centraal-Azië in 1830 in Rusland, de Baltische landen en Polen. Overal worden, tevergeefs, maatregelen genomen en in 1831 bereikt de ziekte Engeland. Ook in Utrecht ismen alert op de ziekte en in de week van 19 tot 23 augustus 1832 doet zich het eerste ziektegeval voor in de wijk buiten de Tolsteegpoort. Diezelfde week, op 21 augustus 1832, wordt in Wijk C een meisje van 22 jaar door de ziekte getroffen.

Ziekteverschijnselen

Het ziekteproces bij cholera verloopt razendsnel. De eerste verschijnselen zijn hevig braken en diarree. Dit kan iemand overal overkomen: thuis, op het werk, op straat of op andere plaatsen in het openbaar. Daarna raakt de patiënt in een shocktoestand en kort daarop kan de dood er op volgen  door uitdroging en het bezwijken van hart en nieren. Dit alles binnen een dag. De symptomen van cholera zijn schokkend voor de omstanders. Onderhuidse bloeduitstortingen veroorzaken een blauwzwarte gelaatskleur en de ogen zinken diep weg in de kassen. Dit leidt vaak tot paniek. Men is machteloos tegenover een nieuwe en onbekende ziekte, die met ongekende heftigheid toeslaat. Die men al kan oplopen wanneer men alleen maar de behandeling en het vervoer van een patiënt bijwoont, hetgeen de 60-jarige M. uit het hierna beschreven voorbeeld overkomt. Tragiek van de rouwenden, van hen die tevergeefs trachten om met inzet van hun beste kunnen de ramp af te wenden. Onwetendheid bij de overheden, bij de deskundigen en bij de grote massa, over de oorzaken van de cholera en over de manier waarop de ziekte het best kan worden bestreden. In de 19e eeuw zijn er in Utrecht in totaal 7600 cholera-lijders geweest, waarvan er bijna 4800 zijn overleden, dus ruim 60%.

Aanpak van de epidemie

Het Stadsbestuur van Utrecht neemt al vroeg in 1832, nog voor de epidemie Utrecht heeft bereikt, drastische maatregelen om de ziekte zoveel mogelijk tegen te gaan. De stad wordt in vier districten verdeeld met ieder een Districtscommissie 14. Per wijk worden twee geneesheren toegewezen. Zo heeft dokter C. A. van Onsenoort als medicinae et chirurgiae doctor en oogarts in 1832 veel werk verzet in wijk C. Hij is oud-officier van gezondheid in het leger en had deelgenomen aan de slag bij Waterloo 15. De andere arts voor Wijk C is A. J. Koopman.
In de portierswoning van de Waardpoort wordt een wijklokaal ingericht 16. In juni 1832 wordt een cholerahospitaal ingericht in het Huis met het IJzeren Hek in de deftige Breedstraat.
Er wordt ook nazorg geregeld: armen die hersteld het hospitaal verlaten, krijgen kleding en geld (vijf gulden) mee. In augustus 1832 wordt begonnen met soep aan de armen uit te delen. In 1832 zijn 77.700 porties soep uitgedeeld voor het bedrag van f 7.466,03.

Een speciaal geval

Cholera is een hevige ziekte, die niet alleen noodlottig is voor de patiënt, maar ook tragisch voor de omgeving. Dit blijkt duidelijk uit een verslag van dokter van Schermbeek, die bij een 5-jarig meisje wordt geroepen:

In het begin der Epidemie werd in zekere achterstraat aangetast P.M., oud 5 jaren. Vreemd was toen nog het gezigt van een’ Cholera kranken. Geen wonder dus, dat op het hooren van de treurmare, vele buren zich in het huis van het aangetastte kind begaven, om aldaar, naar hunne manier van zich uit te drukken, de vreemde ziekte te zien. Aanstonds bij mijne aankomst in de woning, verwijderde ik de omstanders van den kruiwagen, waarop het kind, in het koud achterhuisje gelegen was. Alle verlieten dan ook op mijn raad de woning, behalve zekere M, een man van 60 jaren, die steeds op eenigen afstand het waarlijk treurige ziektebeeld van het jonge lijdertje waarnam, en luidkeels zijne verwondering over het vele braken, de vale doodskleur en de met zware kringen omschreven weggezakte ogen, te kennen gaf.
Daar zag ik, dat in de woning geen de minste gelegenheid was, tot doelmatige verpleging van het kind, overreedde ik de moeder mij toe te staan hetzelve naar ons wel ingerigt hospitaal te bezorgen. Als nu het lijdertje luidkeels, met de eigenaardige cholera-stem begon te schreeuwen, ziende dat het in haar onbekend werktuig, de draagbaar, werd gelegd en van hare moeder verwijderd, scheen de angst en het medelijden bij M te stijgen, en met den uitroep, die ik mij nog duidelijk herinner, ‘hemel! Dat zijn nare tijden!’ verliet hij de woning. Ik weet niet of het de stem van den man, of de zigtbare verandering van zijn gelaat was, die mij hem naauwkeuriger deed gadeslaan; althans ik zeide tot hem: M! ga naar bed jongen! Ja doctor! dat zal ik doen, zegt hij, en nog niet geheel uitgesproken hebbende, ontwikkelde zich de ziekte in haren geheelen omvang. Het braken en de afgang hielden niet op; het gelaat teekende eigenaardig den Cholera kranken; de stem zonk in één uur tijds zoodanig, dat zijne kinderen, in de stad veraf wonende, bij hunne aankomst den zieken niet meer herkenden. De geneeskundige behandeling, zoo doelmatig mogelijk bij hem aangewend, de trouwe zorg en oppassing zijner kinderen, de tranen zijner bedroefde echtgenoote, niets kon helpen. Reeds tien uren na den aanval was de man bezweken.

De directeur van het Hospitaal, dokter Schroeder van der Kolk, beschrijft uitgebreid de tevergeefse behandeling van Petronella Mansveld in het Hospitaal:
De tweede Patiënt was een kind, Petronella Mansfelt van een zeer zwak gestel, 8 jaren oud, hetwelk lang aan eene zwakke borst had ontwikkeld. Ook hier was reeds het eerste tijdperk voorbij en sterke koude aanwezig. Door het toedienen van een bad en pulvis doreri kwam de pols te voorschijn, waarbij aanhoudende sterke prikkelende wrijvingen verder het gewonnen leven schenen willen opwekken, zoodat het kind zich verklaarde beter te gevoelen. Om echter de Typhus zoo vroeg mogelijk tegen te gaan werden er nog denzelfden avond bloedzuigers aan de benen geplaatst, welke het ontstaan dier ziekte echter geen sints konden keeren, daar zich den volgenden ochtend de eenige meerdere slaperigheid deze gevaarlijke dochter der Cholera reeds aangekondigde. IJs op het hoofd, herhaling van bloedzuigers, middelen tot ontlasting en afleiding waren hiertoe even vruchteloos, zoodat op de 28e het kind ‘s middags overleed.

In het derde en laatste deel van deze korte serie komt de geschiedenis van onze familie in die barre tijden aan de orde.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.