Nog maar eens de veemarkt

En nog maar eens een gastblog van onze oud-diender uit de Domstad. Jan Spier beloofde het al, weer op de paarden- en veemarkt:

Zoals in de vorige aflevering werd aangekondigd, nu het verhaal van een veehouder, die na zijn handel gedaan te hebben een flink glaasje gedronken had.

Hij was een man van een jaar of 40 schat ik, die altijd in gezelschap was van zijn moeder, een kordaat vrouwtje, dat volgens de geruchten in haar handtasje het geld vervoerde waarmee de handel gedreven werd. Toen de markt eigenlijk  al bijna afgelopen was, kwam hij in gezelschap van haar waggelend uit het restaurant  en liep hij richting zijn veeauto.

Zo te zien had hij zijn zakken aardig vol.

Ik wilde voorkomen dat hij ging rijden.

Vlak voordat hij in zijn auto probeerde te klimmen, trok ik hem aan zijn stofjas en verhinderde, dat hij achter het stuur zou kruipen. Ik probeerde hem aan het verstand te brengen, dat ik het beter vond dat hij niet ging rijden. Maar toen ik hem een officieel rijverbod wilde opleggen, probeerde hij toch in de cabine te klimmen, terwijl hij onderwijl luid protesteerde.

Daarop ontstond er tussen ons een worsteling en aangezien de man nogal een behoorlijk lichaamsgewicht had  en goed tegenwerkte, trok ik hem naar de grond en paste daarop een houdgreep toe. ( kesa gatame, voor ingewijden, geleerd tijdens de judolessen bij Anton Geesink)

Zijn moeder liet zich daarbij niet onbetuigd, want steeds mepje zij met haar handtasje in mijn richting , terwijl zij voortdurend riep: “Laat hem los.” Met mijn vrije arm probeerde ik die meppen af te weren.

Ja, daar lag ik dan, op een vrijwel verlaten marktterrein, met mijn pas gestoomde broek, half in de koeienstront, een tegenspartelende boer onder mij en  geen portofoon ter beschikking. Normaal gesproken roept de scheidrechter tijdens een grondgevecht na 20 seconden het verlossende woord  “Ippon” maar dat bleef hier uit.  Tot mijn opluchting verscheen er na enige tijd het lachende hoofd van de marktmeester voor het raam van zijn kantoor.

Terwijl ik gebaarde dat hij assistentie moest bellen, paste ik onderwijl de tactiek toe van de wurgslang, de Boa constrictor, ( ook geleerd van Geesink,aangezien de man nog steeds verzet bood.

Die tactiek houdt in, wanneer een prooi de adem uitblaast de slang weer even zijn prooi steviger omstrengelt, zodat die ademhalingsproblemen krijgt.

Dat werkte bij de boer ook. Als hij zijn adem uitblies leunde ik extra zwaar op zijn borstkas, zodat hij weinig lucht kon happen. Daardoor zwakte zijn verzet mede door zijn drankgebruik   af en even later verscheen er een surveillanceauto, die het duo naar het hoofdbureau afvoerde waar de veehouder met een rijverbod na ontnuchtering zijn auto kon gaan ophalen.

Not amused had ik even later nog een gesprekje met de marktmeester. Ik was er niet zo blij mee, dat hij nogal laconiek en lachend mijn worsteling had gadegeslagen en niet direct gebeld had.

“Dat was toch zo’n mooi gezicht,” was zijn reactie, “jou te zien bovenop die boer, terwijl dat ouwe wijfie jou met haar tasje probeerde te slaan”.

 

Teruggekomen in de stal bracht ik rapport uit aan mijn leidinggevende, die niet tevreden was met mijn optreden. Een marktterrein was geen openbare weg vond hij en derhalve was mijn handelwijze onrechtmatig.

Ik beloofde hem een volgend keer op de openbare weg te gaan posten. Misschien kwam dan zijn dochter wel op de fiets uit school…….

De discussie werd toen snel gestaakt.

 

Ook was er nog eens een  voorval met een varkensboer, die in alle vroegte het bureau binnenliep.

Op mijn vraag wat ik voor hem betekenen kon, vroeg hij of ik misschien een verbandje voor hem had, want hij had een wondje aan zijn been. Terwijl ik de verbandtrommel pakte en vroeg waar het verband diende aangebracht te worden, trok hij zijn broekspijp omhoog en toonde hij mij een enorme bloedende wond aan zijn knieholte.

Op mijn vraag hoe hij daaraan kwam vertelde hij, dat hij zonder nadenken in een hok was gestapt waarin zich een varkensbeer bevond, die hij evt. wilde kopen, zo’n dier met van die slagtanden.

Die had hem een forse haal gegeven.

Alle mensen, ik zag de spieren zo liggen in die gapende wond. Toen Ik dat zag moest ik  even denken aan mijn moeder,  die zelf ook wel het een en ander gewend was als kind uit een groot gezin uit het Groninger platteland.

Als ik als jochie nog wel eens thuis kwam met een gat in mijn kop of knie, dan placht zij vol afgrijzen te zeggen: “Och heden, het trekt mie het gat oet.” Welke gevoelens zij daarbij had vermeldt de geschiedenis niet, maar de  aanblik van een dergelijke wond was allerminst  plezierig. Vandaar dat ik maar even een bakkie koffie inschonk en daar had de boer ook wel trek in.

Nadat ik de wond met een steriel verband had verbonden bracht de gewaarschuwde G.G. en GD. hem over naar het ziekenhuis. Zowel de broeder als ik hadden wel enige overtuigingskracht nodig hem te doen inzien dat het beter was, dat hij daarheen werd gebracht.

Later vernam ik, dat het voor de chirurg nog een hele toer was geweest de wond weer netjes te hechten.

 

J. Spier 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.