De wind giert over het weidse polderland. Een boer injecteert gier in zijn weiland, de lucht die zo kenmerkend voor het platteland was is nu nog nauwelijks waarneembaar. De stedeling zal niet snel meer zeggen dat het stinkt.
Als zijn land bemest is draait de boer iets te schielijk de tractor met giertank waardoor het geheel vervaarlijk begint te gieren. Als die omkantelt zal ik, argeloze toeschouwer, ongetwijfeld gieren van de lach.
Vanuit de lucht wordt het tafereel gadegeslagen door een vale gier, die daar cirkelt, op zoek naar een kadaver. Hij laat zich niet lang afleiden, de lijkenpikker.
ben nieuwsgierig of die gier zijn kostje nog bij elkaar gesprokkeld heeft
er was weinig te halen voor hem, vrees ik
de variaties zijn sGier oneindig.
dat is het leuke van zo’n woord
misschien de boer??
op boer is zo’n stukje ook wel te schrijven (nee, weet ik, dat bedoel je niet)
Heel leuk! Ik miste in eerste instantie je plaatje…
zou ik nog kunnen maken
Volgens mij heb je al eens een gier gemaakt of was dat een adelaar?
wel eens een pentekening, bedoel je dat?
Wat ben je gierig met woorden.
Ze raken op, ik moet zuinig zijn 😉