Ik ben afgelopen week maar weer eens naar mijn kapster gegaan, het was nodig volgens José. Ik ben er niet de enige, een man, van een jaar of veertig schat ik voorzichtig, zit op zijn beurt te wachten. Een forse baard, nauwelijks een haar op zijn schedel.
Ik zit klaar om geknipt te worden. “U heeft wel nog een aardige bos haar”, verzucht hij, kennelijk wat jaloers. Ik kan dat niet tegenspreken. Even later vertelt hij dat hij in Ede woont. En ik reageer daarop dat ik er ook een paar maanden gezeten heb, inmiddels heel wat jaren geleden.
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, ik ga in gedachten terug naar mijn diensttijd en toen kwam als vanzelf onderstaande gebeurtenis boven drijven:
Maart 1968, ik werd op de Elias Beeckmankazerne in Ede verwacht waar mij een opleiding bij de verbindingsdienst wacht. Verantwoordelijk werk want goed communiceren is altijd belangrijk. En dit legeronderdeel moet die communicatie faciliteren.
Ik kreeg een riante vergoeding, 104 gulden per maand. Maar dan ook kost en inwoning, thuis moesten we in die tijd ook kostgeld bijdragen.
En ik moest niet alleen inkomen inleveren, mijn weelderige haardos werd vervangen door model bloempot, zoiets als bij de grote Noordkoreaanse leider Kim dus.
Ach, het leven was ook niet duur en we kregen gratis openbaar vervoer. In een soort veewagens in het weekend, die jonge gasten slopen toch alles maar.
Ik ging dan ook liever liftend naar huis, naar de kazerne wel met de trein, zo laat mogelijk de vrijheid inleveren en toch op tijd binnen zijn was het parool.
Liften in uniform was toen geen probleem. Menig automobilist wist van het beperkte inkomen van de verdedigers van het vaderland.
En bovendien, kreeg ik regelmatig te horen, soldaten neem ik wel mee, dat langharige tuig laat ik staan. Ik vertelde wijselijk maar niet dat mijn haar voor hare Majesteits oproep ook tot op de schouders hing.
Fijn dat je mijn blog leest, geef gerust een reactie