Nog niet

Mijn (gecorrigeerde) bijdrage voor de Herman de Man schrijfwedstrijd:

“Ik ga kaas halen.”
Maarten pakt zijn fiets, even er tussenuit, even een frisse neus halen en wat kun je dan beter doen dan de polder in rijden. Op de fiets naar de Benedenberg, een pondje pittig belegen Stolwijkse, het sinds jaar en dag bekende riedeltje.
“Neem wat eitjes mee, ze zijn bijna op” had Marry vanuit de keuken geroepen.

Maarten houdt van dit land, de waarden, de kleinschaligheid. Dorpen die dorpen blijven, de stad die nauwelijks groter is. Natuurlijk, voor de nodige voorzieningen moet je de waard uit. Er is geen ziekenhuis, geen treinverbinding, geen autosnelweg. Voor zijn werk had hij een paar jaar geleden beter kunnen verhuizen, die eeuwige files op de N210 stonden hem tegen. Maar toch, hij nam het op de koop toe. Hier was hij geboren, hier was hij naar school gegaan. Zijn ouders en op een na al zijn broers en zussen woen nog in de buurt. Hier kent ons nog ons al was er de nodige import uit de grote steden in de zeventiger jaren bijgekomen.

In gewone doen zou hij dan ook genieten van zo’n fietstochtje. Hij beschouwt de polder als zijn polder en in zekere zin draagt hij daarvoor ook de verantwoordelijkheid. Als wethouder heeft hij het natuurbeheer van het buitengebied in zijn portefeuille. Het is zijn zorg dat de weidevogels zich weer in de Krimpenerwaard thuis gaan voelen en dat de diversiteit aan planten en insecten toeneemt. Een klus die veel overleg en overtuigingskracht vergt, de grondbezitters hebben vaak andere belangen. De afgelopen dagen heeft hij echter geen rust, er schiet te veel door zijn hoofd, er is te veel te verwerken.

Twee maanden geleden is zijn oma overleden, corona. Nee, ze was niet gevaccineerd, dat paste niet in haar geloofsovertuiging, de Heere bepaalt haar lot, daar moet de mens niet op ingrijpen. Maarten en Marry Schep waren in de Grote Kerk, bij haar afscheidsdienst. Met kromme tenen hadden ze de preek aangehoord, het geloof waarin ze opgevoed waren hadden ze al achter zich gelaten. Dat was geen moeilijke keuze op zich maar hoe zouden vader en moeder, opa’s en oma’s daarop reageren? En de achterban in zijn partij natuurlijk, kan hij nog wel rekenen op hun steun als die C voor hem persoonlijk geen rol meer speelt? Puur voor de vorm gingen ze nog af en toe naar een zondagsdienst.

Maartens Opa had een beslissende rol gespeeld in dat afscheid van het geloof. Hij was hen voorgegaan en had jaren geleden het geloof in God afgezworen. Een God die hem rampspoed had gebracht, hem dwong zijn werk op de boerderij te stoppen, het kon zijn God niet zijn.
“Niet god schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis, het was andersom.  De mens heeft god geschapen als allesweter en oplosser van alle problemen die hij zelf niet aan kan. Liefst ook als redder in nood. Kijk maar om je heen, naar andere godsdiensten in heden en verleden. Sommigen hebben genoeg aan één god, anderen hebben er een hele rits met uiteenlopende taken en bevoegdheden.” Opa’s betoog was overtuigend geweest.

Opa en oma hadden het bedrijf moeten verkopen en een huisje in de oude binnenstad betrokken. Het was nooit hun thuis geworden en de spanning tussen de oudjes was opgelopen door zijn afvalligheid. Niet dat hij oma haar geloof misgunde, het was meer dat zij bang was voor zijn zieleheil. Twee geloven op een kussen, sliep daar niet de duivel tussen?

En nu was opa ook dood, ook corona, ook niet ingeënt. Natuurlijk niet omdat de Heere het niet toestond, daar had hij lak aan. Hij geloofde ook de wetenschap niet meer, had geen vertrouwen in wie of wat dan ook. Opa was altijd al koppig geweest en eigenwijs. Misschien was het daarom wel fout gelopen met het boerenbedrijf, dat zou best kunnen, Maarten heeft geen idee.

Wanneer hij eerlijk is dan heeft hij die koppigheid ook wel in zich al noemt hij het zelf liever vastberadenheid. Een eigenschap die hem veel gebracht heeft. Bijt hij zich vast in een bepaalde zaak dan vecht hij zo nodig door tot het bittere einde. Hij is ervan overtuigd dat dat gewaardeerd wordt, waarom anders zou de partij hem gevraagd hebben wethouder te worden. Hij had ja gezegd omdat de portefeuille, de aandachtsgebieden bij hem paste. Vooral natuurbeheer, het had hem van jongsaf geboeid en nu had hij de kans zijn stempel op de ontwikkelingen te drukken.

“Ik ga kaas halen” had hij tegen Marry gezegd en nu staat hij daar op de Boenderpas, in gedachten terug in de tijd, de logeerpartijen bij opa en oma. Daar, schuin tegenover de molen woonden en werkten ze. Daar op die boerderij waar hij zoveel weekenden had gelogeerd. De polder in op zoek naar kievitseieren of kikkervisjes. Of, in de wintermaanden schaatsen als er ijs op de Vlist lag. En ’s zomers natuurlijk met de kano naar Haastrecht en terug. Alleen op zaterdag want op zondag moest hij mee ter kerke. Opa in zijn zwarte pak, oma met zo’n hoedje, op de fiets naar Schoonhoven. In clubuniform had hij later wel eens gegrapt. Hij miste ze.

Er komt een tractor voorbij, Maarten schrikt op uit zijn overpeinzingen. Hij kijkt op zijn horloge, hij moet hier al zeker tien minuten staan. En, waarom stond hij hier eigenlijk, hij moest toch richting Bergambacht. Niet dat het haast had, maar hoe kon hij er zo met zijn gedachten niet bij zijn. Zo kent hij zichzelf niet. Enfin, dan maar over het Geerpad en de Kadijk.

De knoop moet toch een keer doorgehakt worden. Het was dan wel geen leugen, de waarheid zag er toch anders uit. Mensen zullen zich afvragen waarom ze hen zo weinig in de kerk zien. In coronatijd was dat nog te verdoezelen geweest maar nu de belemmeringen voor kerkbezoek door de overheid waren ingetrokken zou het gaan opvallen. Aan de andere kant toch wel de vrees dat de partij hem ondanks zijn verdiensten zou laten vallen, een akelig dilemma.

“Een plat stukje pittig belegen van een pond en een doosje eieren graag.” Met de boodschap in de fietstas rijdt hij terug. Met een omweg, het is mooi weer en er staan geen afspraken in zijn agenda. Door de Nespolder, wat is het hier toch opgeknapt! Hij heeft echt eer van zijn werk. En tegelijkertijd weet hij dat de klus nog lang niet geklaard is, dat hij nog zeker een nieuwe termijn nodig heeft om tot het gewenste resultaat te komen. Komend voorjaar zijn er weer verkiezingen. Hij weet wat de conclusie moet zijn. Komende week maar weer eens naar de kerk, dan maar met gekromde tenen, hij moet het er voor over hebben.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.