De eendenmand

De wilgen worden geknot, ik schreef er eerder deze week over. Langs de slootkanten liggen stapels takken en twijgen. Dat wordt weer vlechten.

In de sloten en weteringen in onze waarden vind ik vaak eendenmanden of -korven van gevlochten wilgentenen. Ze dienen als veilige plaats voor eenden maar ook waterhoentjes en steenuilen willen er wel eens een nestplaats aanleggen. Eieren en later kroost zijn veilig voor de op het land levende rovers, vossen, katten en zo. Maar ook voor rovers als de kraai, ooievaar en reiger. Die kunnen misschien dan nog wel de mand in maar er niet meer uit, ze beginnen er dus niet aan. Door de plaatsing met de ingang op het noordoosten heeft ook de wind (meestal) geen invloed op het nest. Logisch dat de eend dankbaar gebruik maakt van de door de mens geleverde bouwwerken.

Die mens deed dat oorspronkelijk niet voor niets. De manden stonden in eendenkooien als thuisbasis voor de lokeenden. Deze lokeenden haalden wilde eenden in de kooi en die verdwenen in de pijpen, nieuwsgierig gemaakt door het kooikerhondje. Aan het eind van de pijp stond de kooiker die de wilde eend uit de pijp haalde en de nek omdraaide. Het gevogelte eindigde in de oven en daarna op tafel.

We eten hier niet veel eend meer en, doen we dat wel dan zijn het meestal gefokte. De eendenkooi is een toeristische attractie geworden, de manden dienen nog slechts de vogels en het karakteristieke landschapsbeeld.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.