De hondenstraat

Het wil nog wel eens gebeuren dat ik, wandelend, word benaderd door een overenthousiaste viervoeter. Het beest springt tegen me op, begint me uitgebreid te besnuffelen. Ik heb daar een hekel aan, een bloedhekel. Ongeacht of het een grote of kleine hond is, ik hou er niet van.

De oorzaak ligt misschien wel in een ver verleden. Twee ervaringen liggen me bij.

Mijn moeder had met al dat grut om zich heen geen tijd om ons van en naar school te brengen. Twee routes, ook op de lagere school waren jongens en meisjes gescheiden in die tijd. Ons werd de weg geleerd en dan kon je alleen of met je broertjes gaan. Wij, jongens, moesten door de Van der Mondestraat die we met reden omgedoopt hadden tot hondenstraat. Er liepen altijd (voor mijn gevoel dan toch) honden los waaronder een joekel van een rijstmetkrentenhond. Later leerde ik dat die Dalmatiër genoemd worden. We waren als de dood voor die beesten. Zelfs de heks die daar ook ergens woonde boezemde minder angst in.

Die tweede ervaring is nog directer. Ik ben negen jaar en de oudste van toen nog acht kinderen. Een hele vent al, die kon je om een boodschap sturen! En dat gebeurde dan ook regelmatig. Het ging altijd goed behalve die ene keer. Ik moest naar de slager voor een biefstukje. Daar zal best een heel bijzondere reden voor geweest zijn, biefstuk kwam bij ons normaal niet op tafel. Een speklapje, een bal gehakt, een stukje daarvan. De slager doet het vlees in een papieren zak en met die zak in de ene en het wisselgeld in de andere hand loop ik terug naar huis. Al snel loopt er een hond achter me aan. Ik ga harder lopen, hij ook. Ik ga rennen, hij ook. Ik geef het op, laat de biefstuk vallen. Die rothond heeft er een koningsmaal aan. En ik kom met hangende pootjes thuis.

Ik mag ze niet, honden. Vind je het gek?

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.