Siemen

Kaps, de boerenknecht die zich in het verhaal van gisteren ophing en in ongewijde grond werd begraven was een harde werker. Zijn opvolger, Siemen was maar een watje, maar hij ging wel alle zondagen braaf naar de kerk.

De andere knechten mochten hem niet, Kaps werkte wel tien keer zo hard en Siemen was maar een lafaard, vonden ze. Op een gegeven moment was Siemen het gesar zat en riep:” Wedden om een fles jenever dat ik op het graf van Kats durf te dansen?”

“Twee flessen, als je dan ook nog roept dat Kats een koppige ketter is” was de uitdaging die Siemen aanging.

“Zet die flessen maar klaar, ik ga”, en hij zadelde een paard. Maar naar mate hij dichter bij de eik waarbij Kats begraven was kwam begon hij ‘m meer te knijpen.

Bij het graf riep hij “Kaps is een koppige ketter” en meteen sprong iemand achter hem op het paard en kneep hem de keel dicht. In doodsangst gaf hij het paard de sporen, terug naar de boerderij.

Daar kreeg hij weer een beetje lucht. Hij werd met gejuich door zijn maten ontvangen. Op zijn vraag of er iemand bij hem achterop het paard had gezeten lachten ze hem uit. “Kaps zeker, goeie grap!”

Nog die nacht verdween Siemen van de boerderij. Hij liep zover mogelijk weg, tot over de IJssel en kwam in een grote stad terecht waar bij als bakkersknecht ging werken. De flessen jenever liet hij achter op de boerderij, die werden door de andere knechten soldaat gemaakt.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.