De laatste pont

Ans neemt nog een laatste glas rosé, ik beperk me tot water, moet nog terugrijden. Aan het begin van de avond heb ik wel een glaasje meegedronken maar als serieuze Bob van dienst heb ik het daarbij gelaten. Ik heb het er niet op, alcohol in het verkeer. Het mag niet en terecht, ik heb als autoschadenbehandelaar teveel ellende gezien. En dan bedoel ik niet het verwrongen blik, de opgelopen letsels zijn veel erger. Maanden, soms jaren van revalidatie, soms zelfs blijvend ernstig functieverlies. En meestal de verkeerde, hè. Niet de schadeveroorzaker, die komt er met z’n zatte kop vaak goed af. Nee hoor, geef mij dan maar water. Ik wil dat niet op mijn geweten hebben.

‘Schiet nou op, straks missen we de laatste pont en ik heb geen zin om over Vianen terug te rijden’.
Het is altijd hetzelfde, wel op tijd beginnen met weggaan maar die laatste stap, de deur uit. De hele avond zijn er weet ik veel welke onderwerpen de revue gepasseerd, je zou zeggen dat alles wel weer besproken moet zijn. Maar nee hoor, een van de kleinkinderen is kennelijk niet aan bod gekomen. Om middernacht gaat toch echt de laatste veerpont vanaf deze kant van de rivier en het is nog wel een klein half uur rijden, daar naartoe. Bovendien heb ik wel zin in een slaapmutsje na al dat laffe water.
Op de heenweg was het al geen best weer, regen, windvlagen. Je weet dat, het is november en dan kan dat gebeuren. Maar vannacht is het echt hopeloos. Een geweldige herfststorm teistert de polder en flarden regen slaan tegen de autoruiten. Ik heb moeite de auto op de weg te houden. Voor de zekerheid neem ik de bredere provinciale weg. Dwars door de polder is sneller maar met dit weer over die onverlichte smalle weggetjes rijden lijkt me onverantwoord. Een blik op mijn horloge zegt me dat ik op moet schieten. Het is letterlijk vijf voor twaalf. Ans slaapt inmiddels. Dat doet ze altijd in de auto. Nog geen vijf minuten onderweg of ze is van de wereld. Ik doe de radio uit, mij leidt die herrie alleen maar af. Ik overschrijd de maximaal toegestane snelheid fors. De pont missen betekent al gauw drie kwartier omrijden. Mijn armen doen zeer van het sturen, zo verkrampt moet ik het stuur vasthouden.
In de verte zie ik het oranje toplicht van mijn veer. Ik kan niet inschatten waar de boot vaart of ligt, de afstand is daarvoor nog te groot. De klok in de auto geeft twee over twaalf aan maar dat ding heeft nooit gelijk gelopen. Ik durf de handen niet van het stuur te halen om op mijn horloge te kijken, een windvlaag kan op de dijk, waar we nu rijden, tot een schuiver leiden. De snelheid heb ik moeten laten zakken, de wind komt nu van opzij, en het kost nog meer kracht om de wagen in het spoor te houden.
Met een zucht van verlichting rijd ik mijn auto de pont op. De veerman vertelt me dat hij ons aan zag komen en maar even gewacht heeft. Hij vaart ons de Styx over, op weg naar het rijk van Hades, het schimmenrijk. We hebben de verkeerde boot.

Uit de Wikipedia:
De Styx (letterlijk vertaald “Haatstroom”) is in de Griekse mythologie de rivier die de bovenwereld scheidt van de onderwereld.
Charon was de veerman die de schimmen van de overledenen – wilden zij rust vinden in het rijk van Hades – de Styx overzette. Als veergeld gaf men de doden een muntstuk mee in de mond.

0 Comments

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.