De Nachtwacht

Nu Rembrandts Nachtwacht weer in de belangstelling staat heb ik maar eens een oudje van stal gehaald. De bijgaande schets is wel nieuw.

Het verhaal van luitenant Willem van Ruytenburgh:

1643
Het gemopper achter ons is weer niet van de lucht. Ze staan dan ook al een eeuwigheid zo goed als in het donker. Frans Banning Cocq en ik hebben wel het nodige licht gekregen van die schilder. Ik herinner me hem nog goed, een druk mannetje met een verschrikkelijke ragebol en een Leids accent. Achttien keer honderd florijnen incasseerde hij voor dit schilderij. Eigenlijk had ik mijn bijdrage liever besteed aan een schilderij van mijn lief, misschien hadden onze twee jongens er voor hetzelfde geld nog bij gekund. Maar ja, Frans stond erop, er moest een schilderij van onze schutterij gemaakt worden om het Doelenhuis wat cachet te geven. En als Frans eenmaal iets in zijn kop heeft …. .

Achteraf heb ik hem ruiterlijk toegegeven dat zijn beslissing en de keuze voor die van Rijn geniaal uitpakten. In het begin leek het daar niet op. We waren eigenlijk helemaal niet blij met het rommelige geheel en sommige mannen wilden zelfs niet betalen. Ze waren dan ook nauwelijks zichtbaar, bijna onherkenbaar in de achtergrond gezet. Zelfs die hond kreeg meer aandacht. Ik vond het heel vreemd dat de schilder onze ziel in het werk had vastgelegd, had nooit verwacht dat ik, eenmaal vereeuwigd, zou blijven zien, denken, horen.

1715
Je zal maar op het randje staan, snijden ze je er gewoon af. Waarom? Omdat het doek niet paste tussen die twee deuren! En die mannen hebben toch ook zestig jaar geleden 100 florijnen moeten neertellen. Cultuurbarbaren zonder gevoel voor historisch belang.

1743
Moet je dat toch zien! Die gasten betalen hun jaarlijkse contributie alleen maar omdat het lidmaatschap van onze schutterij status met zich brengt en hen toegang verschaft tot mateloze schrans- en zuippartijen. Ik erger me groen en geel aan dat decadente zooitje.

1843
Hoe heerlijk, wat een verademing! Van Frans, zijn gehoor is beter dan het mijne sinds die musket vlak bij mijn oor afging, vernam ik dat we nu in een museum hangen. Dat blijkt een nieuwerwets fenomeen, men stelt kunst en curiosa ten toon aan betalend publiek. En dat kun je merken. In de Doelen fungeerden we als een behangetje, nu komen de mensen met zichtbare belangstelling. Kijk, dat kleine meisje aan de hand van haar vader, ze heeft nu nog enkel oog voor die hond maar ze komt vast terug als ze groot is.

1943
Ook Frans weet het niet meer. Al een paar jaar zitten we in de duisternis. Hooguit af en toe een flauw lichtschijnsel uit een verre lamp. Het benauwt ons verschrikkelijk. We missen de vreugdevolle reacties van de museumgasten. Het is oorlog, zegt men. Maar eerdere oorlogen zijn we niet verstopt. Ik hoop dat het allemaal snel voorbij is, snak naar frisse lucht en vrolijkheid.

2003
“Frans, kijk uit! Die vent daar, hij kijkt zo vreemd. Hij heeft iets in zijn hand, niet eerder gezien. Nee, geen mes deze keer maar ik vertrouw het voor geen cent.”
“Ik zie het” mompelt mijn kapitein, “heb niet het idee dat die suppoost het in de gaten heeft. Wat kunnen we doen, we staan hier al een kleine vierhonderd jaar aan de grond genageld.”

“Au, dat spul bijt, ik heb het gevoel dat mijn arm weg brandt.”

2009
De pijn is weg maar het gevoel in mijn arm is nooit teruggekomen, die Rembrandt van Rijn was echt een magisch kunstenaar.

Fijn dat je mijn blog leest, geef gerust een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.