Soms zit het mee

Het is fris, te koud voor de tijd van het jaar in de Vendée. Gisteren beukte de oceaan nog op de kust, sloeg het water over de muur in Saint Gilles Croix de Vie. De bootjes in de bij en droogvallende monding van het riviertje trokken onrustig aan de ankerkettingen. Maar vandaag schijnt in ieder geval het lentezonnetje en belooft het droog te blijven. We besluiten de fiets te pakken en kiezen voor een tochtje naar het zuiden. Les Sables d’Oionne is de bedoeling maar halen we het niet dan is dat ook niet erg. Het gaat meer om het buiten zijn. Uit een eerder tochtje met de auto wisten we dat we niet te ver van de kust moesten gaan, het wordt al gauw te stijl voor ons met nauwelijks meer dan polderervaring.

De heenweg gaat voorspoedig. We hebben wel wat tegenwind maar dat is met onze polderervaring juist geen probleem. Beter zo en dan terug de bries in de rug. In Les Sables eten we een broodje camembert en het zal een uur of twee geweest zijn dat we ons stalen ros weer bestegen.

De wind was wat toegenomen en het zonnetje verdween af en toe achter een wolk. Het was eigenlijk prima fietsweer, niet te koud, niet te warm. We reden iets verder landinwaarts over smalle boerenweggetjes. Hier en daar een boerderijtje, wat vee in de wei. Op een kilometer of tien voor ons vakantiehuisje brak volkomen uit het niets het noodweer los. De regen viel met bakken uit de hemel, een storm geselde ons. In no time waren we nat tot op het bot. Takken braken als luciferhoutjes van de bomen en waaiden rakelings langs ons heen. Reden genoeg om bij de eerste de beste boerenschuur beschutting te zoeken.

De schuur lag er verlaten bij. De deur klepperde in de wind, hing slechts aan één hengsel. Het enige raam dat er was was provisorisch dichtgetimmerd, er hing nog een halve ruit in. Licht kwam er nauwelijks binnen. Dat wat we zagen zat duimendik onder stof en spinnenrag. Een kapotte stoel, een fiets uit het jaar nul zonder voorwiel, wat roestige olievaten. En, helemaal achterin iets dat ooit een autootje geweest moet zijn. Een bonk roest, de banden hingen in flarden om de velgen. Een driezitter, chauffeursplek in het midden. Ik ben geen kenner maar gok na een eerste blik op van in ieder geval voor de tweede wereldoorlog.  En dan kon het wel eens een belangrijke vondst zijn!

De bui verdween net zo snel als ze gekomen was en we fietsten verder met een gevoel van euforie en het stellige voornemen terug te komen. Van fietsen zou de komende dagen niet veel komen.

Om een lang verhaal kort te maken, de eigenaar van de schuur bleek al twintig jaar dood te zijn en niemand had nog omgekeken naar het bouwval. Op het gemeentehuis had men er geen bezwaar tegen dat ik wat mee zou nemen, het was van niemand en bovendien waardeloos. En dus regelden we transport en namen de oldtimer, het bleek een Panhard et Levassor te zijn, mee naar huis. Via via kwamen we bij een veilinghuis terecht en die verkocht het karretje voor bijna zestigduizend euro.

Je begrijpt dat we nu vaker gaan fietsen op het Franse platteland.

6 Comments

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.