-18 op de Veluwe

Ik stam uit de tijd dat het leger nog van jongens mannen maakte. In maart 1968 werden mijn lange haren afgeknipt, daags voor ik op moest komen door onze eigen kapper en daags na opkomst maakte de schapenscheerder van dienst de klus af.

Ik leerde er jeeps overschilderen van legergroen naar legergroen, na zes, zeven jeeps had ik de truc in mijn vingers. We verdeden onze dagen rokend en slapend op een stapel camouflagenetten. En af en toe oefenden we in het verdedigen van land en vrijheid. Het grote gevaar kwam uit het oosten, van de Russen en hun trawanten. En dus waren we paraat, stonden we klaar om de vijand tegen te houden. Zo nodig dag en nacht, zomer en winter.

Een oefening staat me nog zeer bij. Sterker, steeds als de Russische beer zijn Siberische adem over ons polderlandschap blaast en het onvermijdelijke verlangen naar heroïsche schaatstochten aanwakkert dwalen mijn gedachten af naar januari 1969. Op marsafstand van onze warme kazerne sloegen we ons bivak op. Vloekend en tierend, zuchtend en steunend groeven we onze schuttersputjes in de bevroren grond. De haringen van de puptentjes sloegen we krom op de harde bodem. Het ergste moest echter nog komen. De meteorologische dienst kondigde nachtvorst aan, de temperatuur kon dalen tot min twintig. Gelukkig behoorde de lange onderbroek tot onze persoonlijke uitrusting. Drie broeken aan, truien aan, muts op, kropen we in onze slaapzakken, op zoek naar een paar uur slaap. We zochten en vonden elkaars warmte.

Voor ontbijt werd het brood ontdooid en met een mok lauwe thee weggespoeld. En daarna marcheerden we terug naar de warme kazerne. In een brief aan de toenmalige minister van defensie heb ik gevraagd of hij er bij de Russen op aan wou dringen in ieder geval niet in de winter de aanval in te zetten.

4 Comments

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.